De families GERYL en CALCOEN

Voor Seraphine GERYL eindigde de Eerste Wereldoorlog toen de vissersboot N8 “De Vrede” op 3 augustus 1919 op een mijn liep ter hoogte van Bray-Dunes. Bij dit ongeval stierven haar 46-jarige man August en de zonen Julien (14) en Alberic (16). Enkele maanden voordien was het gezin eindelijk herenigd na de thuiskomst uit Zwitserland van hun jongste zoon Odil die ondertussen 10 jaar oud was.

Het gezin van August CALCOEN en Seraphine GERYL, dat voor de oorlog in Nieuwpoort woonde, was op het einde van 1914 naar het stadsdeel Groenendijk in Oostduinkerke gevlucht waar zowel familie van August als van Seraphine woonde.
Een paar maanden later werden ze geconfronteerd met de gruwel van de oorlog.
Op 28 april 1915 ontplofte een bom bij de ingang van de ‘abri’ naast de woning van Hector-Polydor GERYL en Léonie WEERBROUCK waar enkele gezinnen tijdens de bombardementen schuilden. Augusta (16), een dochter van van Hector en Léonie, werd getroffen door een projectiel en bezweek ter plaatse, terwijl vader Hector twee vingers werd afgeslagen en een kind ernstig werd gekwetst waardoor een overbrenging naar een hospitaal in Frankrijk noodzakelijk bleek. Voordien was hun zoon Marcel – in september 1914 – op 22-jarige leeftijd gestorven in Walem tijdens zijn dienst bij het 3de Linie Regiment.

Het was de Schotse verpleegster Georgie Fyfe die de families GERYL en CALCOEN overtuigde om enkele van de jongste kinderen uit de gevaarlijke zone weg te halen en naar Zwitserland te sturen voor de duur van de oorlog.
Naast het gezin van August CALCOEN en Seraphine GERYL die hun zoon jongste zoon Odile (°Nieuwpoort 1908) lieten vertrekken, waren ook twee broers van Séraphine overtuigd.
Hector GERYL en Léonie GUILLEMAN die met hun 8 kinderen in Oostduinkerke woonden, gaven toestemming om 4 dochters en 2 zonen te laten vertrekken, en Désiré GERYL en Eugénie VANDECASTEELE 2 dochters en 1 zoon.

De kinderen arriveerden op het einde van de maand juni 1915 in het Zwitserse kanton Vallais.
In de stad Sion hadden meerdere adelijke families, die ook in het ‘Comité Valaisan de secours pour les Belges’ zetelden, zich opgegeven als pleeggezin.
Zo kwam Bertha GERYL (15), het oudste dochtertje van Hector en Léonie terecht in het gezin van apotheker Jean-Pierre ZIMMERMAN en Mathilda de ROTEN die zelf 2 kinderen hadden: Sebastien (°1914) en Michel (°1915) – tijdens het verblijf van Bertha werd Jacques in 1917 geboren.
Martha (12): bij advokaat-notaris Léon de RIEDMATTEN en Marie-Antoinette de TORRENTE en hun kinderen Jacques (°1913) – in december 1915 werd hun dochtertje Geneviève geboren.
Auguste (9): bij bankier en politicus Charles-Albert de COURTEN en Antoinette de TORRENTE en hun kinderen Gabrielle (°1898), Jeanne (°1900), Eugène (°1901), Louise (°1903), Marie (°1905), Louis (°1907), Renée (°1909) en Henri (°1911).
Elza (6): bij het gezin van Charles de PREUX en Nina de RIEDMATTEN: het gezin had 5 oudere kinderen, waarvan enkel Anna (°1875) nog bij haar ouders woonde.
Julia (5): bij advocaat Henri LEUZINGER en Thérèse de RIVAZ en hun dochtertje Germaine (°1914).
De 11 jaar oude Désiré werd opgenomen in het ‘Institut Saint-Joseph’. Een instituut dat was opgericht onder impuls van de families de Rietmatten, de Courten en de Kalbermatten, en bestuurd werd door religieuzen van de congrégatie ‘des Soeurs de Saint-Joseph d’Annecy’. Désiré volgde onderwijs buiten het instituut waardoor hij bijna dagelijks contact had met zijn broer en zussen. Een keer per week werd voor alle Vlaamse kinderen die Sion verbleven een ontmoeting georganiseerd.

Hector GERYL en zijn vrouw Léonie verhuisden na het vertrek van hun kinderen met hun dochters Pharaïlde (°1899) en Marguerite (°1914) naar Wulveringem.

De kinderen van Désiré GERYL en Eugénie VANDECASTEELE werden in Sion opgevangen door:
de 11-jarige Bertha door mevrouw NICOD
de 10-jarige Martha door ondernemer Georges de QUAY en zijn vrouw Angèle DENERIAZ
de 6-jarige Désiré door handelaar Pierre PUTTELAZ

Ingenieur Benjamin RIBORDY en Monique de KALBERMATTEN waren de pleegouders van de 7-jarige Odile CALCOEN, zoon van Auguste en Seraphine GERYL.

Dankzij Georgie Fyfe werden tussen 15 juni 1915 en 20 maart 1916, 111 kinderen naar het Zwitserse kanton Wallis geëvacueerd, waarvan 41 in Sion verbleven.

Enkele neven van Auguste CALCOEN zochten hun toevlucht tot de Belgische overheid om hun kinderen naar een veiliger plaats over te brengen.
In juni 1915 stuurde Nathalia-Rosalia CALCOEN haar 5 jaar oude zoontje Auguste mee met het 3de treinkonvooi van de overheid die kinderen naar een schoolkolonie in Orly bracht.
Louis (°1908) en Rochus (°1907): de zonen van IJslandvaarder Idisbald CALCOEN en Irma CREMERY uit Koksijde werden in oktober 1916 opgenomen in de schoolkolonie Hugleville-en-Caux die op het kasteel Grosfys werd georganiseerd.
IJslandvaarder Isidoor CALCOEN en zijn vrouw Elisabeth GERYL, die in Koksijde woonden, lieten hun kinderen in april 1917 vertrekken naar een Normandie. De oudste dochters Agnès (°1908) en Rachel (°1904) naar een schoolkolonie in Saussay en de jongsten Sophie (°1910) en Jeanne (1909) naar Valmont.
Henri (11) en Marcel (9), zonen van visser Carolus CALCOEN en Pharaïlde CLOET uit Oostduinkerke arriveerden in februari 1916 in Varengeville-sur-Mer. Moeder Pharaïlde was in de maand maart in 1915 overleden in het hospitaal ‘Ocean’ in De Panne. Hun zoon David was in augustus 1914 in Tienen gestorven tijdens zijn dienst bij het 3d Linie Regiment en hun dochter Leonie was op 30 oktober 1914 een slachtoffer tijdens bombardementen op Oostduinkerke.

In de lente van 1918, toen de meeste dorpen in het niet-bezette deel van België verplicht werden ontruimd, werd Bertha CALCOEN (12), een dochter van François en Sophia NOTEBAERT opgenomen in de schoolkolonie van La Celle-St.Cloud (regio Parijs): de ouders die eveneens op Groenendijk in Oostduinkerke woonden, verhuisden naar het stadsdeel Noordsterre.

Nadat enkele kinderen die in de omgeving van Paris werden opgevangen in de lente van 1918 waren overgeplaatst naar een veiliger plaats in Bretagne en naamlijsten werden opgemaakt voor een terugkeer naar de Westhoek, stond Auguste CALCOEN (°Oostduinkerke 17 mei 1910) ingeschreven bij de weeskinderen. Het contactadres van Auguste was zijn tante: juffrouw Clémentine DEBRUYNE die in ‘Foyer Belge’, rue Francois Arago 5 in Le Havre verbleef. (Auguste verbleef sinds juni 1915 in de schoolkolonie van Orly en was overgeplaatst na Quessoy / zijn moeder Natalia was de dochter van Franciscus CALCOEN en Rosalie DEBRUYNE en de broer van François.